Die zinderende finale waarin Sifan Hassan, het atletiekmirakel van 2021, ieders stoutste dromen overtrof en ogenschijnlijk moeiteloos haar derde olympische plak binnen harkte, goud op de 10 kilometer. Onvoorstelbaar! Ervoer u ook zo’n uitzinnig gevoel van vreugde? Een vreemdsoortige mengeling van ontroering, ongeloof en trots? Want ja, wat waren we trots met zijn allen. Op onze Sifan, onze heldin, gehuld in de nationale driekleur. Hassan, het 15-jarige meisje dat alleen naar Nederland vluchtte en een wereldberoemde atlete werd. Of neem nu Abdi Nageey uit Somalië, die op de Veluwe leerde hardlopen, zilver won op de marathon en ons en passant liet zien wat echte vriendschap betekent.
Vluchtelingen die helden worden. Zo zien we het graag. Van een bootvluchteling die zich ontpopt tot topondernemer tot de asielzoeker die het schopt tot Kamerlid, bankier of hoogleraar. Heldenverhalen, we smullen ervan.
Voor mij is een van hen Akane, een 29-jarige vrouw, die toen ze 7 was met haar ouders, broers en zus uit Afghanistan vluchtte voor de Taliban. Nu is ze advocaat aan de Zuidas. Tien jaar duurde het voor Akane een verblijfsvergunning kreeg. Intussen verhuisde ze veertien keer van azc naar azc, kriskras door Nederland. Dankzij haar lerares Nederlands, die zorgde dat het gezin kon blijven toen het azc sloot, heeft ze het gered. Kon ze haar vwo afmaken en gaan studeren.
Ik bel Akane vlak na het Kamerdebat. ‘Hoe is het met je?’ vraag ik. ‘Heel dubbel’, antwoordt ze. Van slapen komt weinig meer. Ze zit aan de tv gekluisterd. Haar stem klinkt gespannen. Ze maakt zich ernstig zorgen over haar familie in Afghanistan, de toekomst van haar nichtjes. Tegelijkertijd gaat het met haarzelf heel goed. ‘Ik heb een goede baan, een nieuw koophuis en een superlieve vriend’. Daarover voelt ze zich – net als veel vluchtelingen en overlevenden van oorlogsgeweld – vaak schuldig.
Met afgrijzen heeft Akane het nieuws gevolgd: ‘Twintig jaar missie, wat is er bereikt? En dan al dat gedoe over dat in Nederland enkel tolken welkom zijn. En nu, pas na zwaar aandringen, ook andere Afghanen die voor de Nederlandse overheid werkten. Maar voor hen is het nu al te laat.’
Ook ik heb met stijgende verbazing naar het debat gekeken. Drie bewindspersonen die, ongecoördineerd, schoorvoetend en tergend langzaam in actie kwamen. Wat een onvermogen, wat een wantrouwen ook. Met een hoofdrol voor staatsecretaris Broekers-Knol, die het ‘strenge Nederlandse beleid’ blééf verdedigen. Er zouden weleens oorlogsmisdadigers onder die andere door Nederland ingehuurde Afghanen kunnen zitten, hield ze vol. Waarom onder de tolken dat probleem zich niet voordeed, kon de bewindsvouw niet uitleggen. Zelfs de coalitiefracties lieten zich niet met dit kluitje in het riet sturen.
Recente rapporten van Vluchtelingenwerk Nederland en adviesbureau EY over de IND schetsen een ontluisterend beeld van de uitwerking van het Nederlandse asielbeleid. Een beeld dat doet denken aan belastingdienstpraktijken in het toeslagenschandaal.
Aan het recente evacuatiedrama is door het kabinet weinig meer te doen, maar aan een humaan asielbeleid zonder eindeloze wachttijden en een diepgeworteld wantrouwen wel. Zeker nu het formatiegesteggel over bouwstenen en poppetjes nog altijd voortsleept is het de hoogste tijd voor een Haagse heldendaad.
Bron: de Volkskrant