Vrijdagochtend, tien over negen. Bezweet en buiten adem (Den Haag Zuid op de fiets bleek toch net iets verder dan ik dacht) glip ik het bedompte zaaltje binnen. De intervisiebijeenkomst is nog niet begonnen.
Iris, Hanna, Jannie, ze zijn er allemaal. Ook Richard, een van de weinige mannen van onze paboklas, is van de partij. Wat ziet die er belabberd uit, schiet het door me heen. De anders zo opgewekte Richard staart met zwart omrande ogen en een vermoeide blik voor zich uit.
‘Slechte nacht gehad?’, fluister ik.
Een diepe zucht. ‘Ja, het was weer eens raak.’ Al maanden worden Richard en zijn man geterroriseerd door een groep van zo’n vijftien homohaters. Zo ook vannacht. ‘Oprotten vuile tering homo’s!’, schreeuwden ze, terwijl ze met stokken op zijn voordeur en ramen bonsden. Weer was de politie gekomen, maar veel zoden had dat niet aan de dijk gezet. Richards hoofd zinkt diep weg tussen zijn schouders: ‘Vanavond komt de wijkagent weer langs, voor de zoveelste keer.’ Om moedeloos van te worden.
Pesten en treiteren, het gebeurt maar al te vaak in ons ‘gave landje’. Volgens onderzoek van CNV krijgt een kwart van alle werkenden weleens te maken met gesar, roddelen, uitlachen of ander naar gedrag op het werk. Ongeveer 10 procent van alle kinderen, zo’n 350.000 per jaar, lijdt onder emotionele of fysieke terreur, vertelde Kinderombudsman Kalverboer onlangs. Met vaak levenslange schade tot gevolg. En het gepest en getreiter is de afgelopen jaren niet afgenomen, ondanks corona en veel thuis zijn. Demissionair onderwijsminister Slob (of is het – nu het demissionaire toeslagenaffaire-kabinet een doorstart gaat maken – weer ‘gewoon’ minister Slob?) schreef er in het kader van de Week Tegen Pesten een Kamerbrief over. Vooral lhbti-leerlingen hebben het te verduren. Ze worden zelfs twee keer zoveel gepest en beschimpt als hetero-leerlingen. En niet alleen op streng religieuze scholen. Tot mijn verbijstering maken ook docenten zich er wel eens schuldig aan. Of ze kijken weg, onder het mom van een plagerijtje dat nu eenmaal bij het leven hoort en waartegen het slachtoffer zich maar moet wapenen.
De Kinderombudsman pleit voor het opnemen van pesten in het strafrecht. De minister ziet de oplossing in het aangaan van het gesprek op school, voor het kweken van wederzijds begrip en het naleven van pestprotocollen. Alle goede bedoelingen ten spijt, maar begint het niet simpelweg met ‘goed voorbeeld doet volgen’? Want hoe kunnen we kinderen in de klas leren dat je de ander niet moet pesten als het zelfs volwassenen aan dat kleine beetje beschaving ontbreekt? ‘Homo’ als scheldwoord is zo ingeburgerd dat het niet eens opvalt. Schelden, beledigen, we vinden het zo gewoon, dat we niet meer opkijken van de diarree aan verwensingen die dagelijks het internet vervuilt. Onder het mom van de vrijheid van meningsuiting een ander demoniseren of de meest nare krachttermen naar het hoofd gooien, heel normaal toch? Niet alleen op Twitter of andere sociale media. Ook in de Tweede Kamer is het schering en inslag. Noblesse oblige doet allang geen opgeld meer, of je nu een voorbeeldfunctie hebt of niet.
Later op de avond, vlak voordat ik onder de wol kruip, licht mijn telefoon op. Het is een appje van Richard. Zijn echtgenoot en hij hebben de knoop doorgehakt. Ze gaan verhuizen. Weggepest.
Bron: de Volkskrant