Tweeëntwintig was ze pas. Jina Mahsa Amini. Een Iraans-Koerdische vrouw met amandelvormige ogen die je ontwapenend aankijken. Het leven nog voor zich. Iemands dochter, zus, vriendin. Op weerzinwekkende wijze uit het leven gerukt. Waarom? Een ‘niet goed’ zittende hoofddoek. Het is gewoonweg onvoorstelbaar. Behalve in een land waar je als vrouw niets te zeggen hebt. Waar je volgens de wet slechts de helft waard bent van een man, zonder wiens toestemming je niet mag reizen, werken, laat staan scheiden. Wie niet gehoorzaamt, betaalt een hoge prijs: gevangenisstraf, martelingen of nog erger, de dood.
Zoals bij Jina Mahsa Amini. Sinds ik haar foto heb gezien, staat haar beeltenis op mijn netvlies gebrand. Net als de beelden van al die moedige vrouwen die al dagenlang ‘Vrouw, Leven, Vrijheid’ scanderen in de straten van Iran, hun hoofddoek in brand steken en hun haar afknippen. Met gevaar voor eigen leven staan ze op tegen de brute zedenpolitie van een door mannen bedacht en bestuurd dictatoriaal islamitisch regime, dat de bevolking al ruim veertig jaar onderdrukt.
Hoezeer de protesten in het theocratische Iran misschien een ver-van-mijn-bed-show lijken, ze zijn relevanter voor ons democratische Nederland dan je op het eerste gezicht zou denken.
Natuurlijk, vrouwen worden hier niet van staatwege onderdrukt. Dankzij het werk van Aletta Jacobs, Joke Smit en de Dolle Mina’s zijn vrouwen en mannen inmiddels voor de wet gelijk. Maar wat koop je voor die papieren gelijkheid? In Nederland krijgen vrouwen nog altijd minder betaald voor hetzelfde werk en op invloedrijke posities zijn ze in de minderheid. Daarnaast is bijna de helft van alle vrouwen ooit het slachtoffer geweest van (seksueel) geweld. En dan hebben we het niet eens gehad over het percentage vrouwen dat seksueel wordt geïntimideerd (73 procent). Steeds vaker online. De dader: veelal man.
Daarbij zijn vrouwenrechten in ons land een relatief recent fenomeen. Het is haast niet meer voorstelbaar, maar de generatie van mijn moeder mocht nog niet eens een bankrekening openen of een verzekering afsluiten. Volgens de wet waren vrouwen daartoe handelingsonbekwaam. Dankzij Tweede Kamerlid Corry Tendeloo kwam daar in 1957 een einde aan, net als aan de verplichting vrouwelijke ambtenaren te ontslaan op hun huwelijksdag. Toch bleef tot 1971 de man het ‘hoofd van de echtvereniging’ aan wie de vrouw ‘gehoorzaamheid was verschuldigd’.
Iets wat nog maar zo kort normaal is, kan ook snel weer abnormaal worden, wijst de recente geschiedenis uit. In Afghanistan en Iran, maar ook in het vrije Westen, waar ultraconservatieve politici de laatste jaren terrein winnen en openlijk dwepen met hun verlangen naar een samenleving met een traditionele man-vrouw-rolverdeling. Wie had tot voor kort kunnen denken dat in het democratische Amerika, door de wisseling van een paar opperrechters, het recht op abortus zo gemakkelijk bij het grofvuil zou belanden?
In mijn jonge jaren wilde ik graag geloven dat feminisme niet meer nodig is. Als zeldzame vrouw in een mannenwereld stond ik mijn ‘mannetje’ wel. Ik werkte gewoon hard en liet vrouwonvriendelijk gedrag gelaten langs me afglijden of beantwoordde het met humor. ‘Een glazen plafond? Die tijd is voorbij!’, liet ik zelfs optekenen in een interview bij mijn eerste benoeming als directeur. ‘Vrouwen en mannen zijn gelijk.’
Inmiddels weet ik beter. Dus sta ik deze zaterdag op het Malieveld. Voor Jina Mahsa Amini. Voor de vrouwen in Iran. Voor vrouwen ver weg en dichtbij, die worden onderdrukt of beknot. Een schaar snijdt door mijn lokken. ‘Vrouw, Leven, Vrijheid.’
Bron: De Volkskrant, 7 september 2022