‘Blij toe als die witte baard met zijn pietenbende is opgekrast’, verzucht mijn collega. ‘De tafel van 7, klokkijken op het kwartier, de persoonsvorm vinden; niets beklijft nog bij de kinderen. Alsof hun hersenpan vol zit met marsepein.’ Knikkebollende kinderkoppies, opgezwollen oogjes, starend in het luchtledige. Onafgebroken gegaap en heel korte lontjes.
Sinds de start van het Sinterklaasjournaal is het ook in mijn klas vaste prik. Jonas komt zelfs huilend binnen. Het pakpapier van het cadeautje in zijn schoen zag hij bij het ontbijt op tafel liggen. ‘Ik begrijp er niets van’, snikt hij. Ook Tom werd het allemaal te veel. ‘Sint ligt in het ziekenhuis en Pieten gaan hem doorzagen, met een cirkelzaag’, doet hij verslag van het Sinterklaasjournaal.
‘Er moet iets af’, had Sints dokter gezegd, terwijl een elektrische gipszaag in beeld kwam. De Pieten schreeuwden het uit van schrik, waarop de camera wegdraaide en presentator Merel Westrik eindigde met: ‘Morgen maar eens kijken in het ziekenhuis.’ Daarmee was een rel geboren. Na de bewuste aflevering bleek niet alleen het cortisolniveau in menig kinderlijfje torenhoog, ook een schare ouders was compleet van de leg. Ophef op de sociale media. Zelfs de lezers van De Telegraaf mochten laten weten of ze het Sinterklaasjournaal ‘te heftig’ vonden.
Uiteraard roerde zich een schare zelfbenoemde opvoedexperts over het door de horrorscène met cliffhanger veroorzaakte kinderleed. ‘Wanneer een verhaal een open einde heeft, kunnen kinderen het niet goed afsluiten en relativeren, en dat brengt spanningen met zich mee’, legde oudercoach Esther op de website Metronieuws uit. Alle ophef noopte de makers van het Sinterklaasjournaal de klagende ouders een persoonlijk bericht te sturen: ‘Geen zorgen, het komt allemaal goed.’ Die geruststelbrief vindt de hoogbegaafde Tess uit mijn klas maar onzin: ‘Het is gewoon een toneelstukje. Ooit een paard op een dak zien lopen?’ Tess rolt met haar ogen. ‘Mijn nichtje van 10 gelooft nog’, schampert ze. ‘Zelfs in de tandenfee.’
Net als Eppo Bruins, dacht ik toen ik donderdag het Kamerdebat over de onderwijsbegroting bekeek. Als voorgeprogrammeerde buikspreekpop in het Sinterklaasjournaal bleef dokter Bruins – met aan zijn zijde sidekick Mariëlle Paul – volhouden dat het onderwijs (al jaren doodziek trouwens) echt geholpen zou zijn met de inzet van een bezuinigingscirkelzaag.
‘Er moet iets af’, was de terugkerende boodschap van dokter Bruins. ‘Als ik het maar vaak genoeg zeg, dan geloven ze het wel’, leek hij te denken. Volstrekt ongeloofwaardig, temeer omdat de ‘fundamentele keuzes’, waarover de onderwijsbewindspersonen in hun oneliners tot in de treure bleven reppen, in de realiteit niets meer zijn dan een allegaartje van korte termijn-kaasschaafacties. De onderwijsbegroting bevat geen spoortje lange termijnvisie. Grote vraagstukken als lerarentekort, groeiende kansenongelijkheid en de exploderende groep thuiszitters blijven onbehandeld.
Terwijl dokter Bruins het korten op docentensalarissen in de Randstad, het schrappen van de brede brugklassubsidies, de langstudeerboete en bezuiniging op thuiszittersinitiatieven stoïcijns bleef verdedigen, begon een bont gezelschap van coalitie en oppositie, buiten het zicht van de camera’s, zijn begroting te verbouwen. Zonder dokter Bruins, onderwijsminister in naam, gedegradeerd tot hulppiet.
De laatste achterkamertjesaflevering over de onderwijsfinanciën kent vooralsnog een open einde. Nu maar hopen dat op 5 december ook het kabinet een brief stuurt dat ‘het allemaal goed gekomen’ is. Want met 2 miljard euro kaalslag in het onderwijs wachten bezorgde ouders nog veel meer slapeloze nachten.
Bron: De Volkskrant, 30 november 2024