
‘Het was de betutteling die me tot waanzin dreef.’ Twee jaar lang woonde Rik in een zorginstelling. Niet dat hij zorg nodig had, maar voor iemand in een rolstoel was er simpelweg geen geschikte woning voorhanden. ‘Ik werd behandeld als een hulpeloze patiënt’, vertelt hij getergd. ‘Een lampje vervangen mocht niet, zelf de loodgieter bellen voor een lekkende kraan evenmin.’ Rik zucht. ‘Met mijn hoofd en handen is echt niks mis.’
Het verhaal van Rik is geen uitzondering. De voorbeelden van mensen met een beperking die door het gebrek aan toegankelijke voorzieningen tot afhankelijk slachtoffer worden gemaakt, zijn talloos. Met vrienden naar een popconcert, zelfstandig met de bus, een school in je eigen wijk, een baan of eigen woning; het is nooit vanzelfsprekend voor wie een handicap heeft.
In 2016 ondertekende Nederland het VN-verdrag Handicap, het mensenrechtenverdrag dat iedereen met een beperking recht geeft op gelijke behandeling en volwaardig meedoen in onze maatschappij, zonder achterstelling, uitsluiting of drempels. Helaas zijn essentiële sectoren zoals het onderwijs, het openbaar vervoer en de arbeidsmarkt nog onvoldoende toegankelijk, constateerden de VN acht jaar later.
‘We denken vaak: Nederland is een rijk land waar alles goed geregeld is’, zegt Jiska Ogier, jurist en ervaringsdeskundige. ‘Voor mensen met een beperking is dat een mythe.’ Verschillen tussen gemeenten bij de uitvoering van het verdrag zijn levensgroot. Zo kan het gebeuren dat je die perfect passende rolstoel bij verhuizing naar een andere gemeente gewoon weer moet inleveren. Met de kans dat je daar geen nieuwe krijgt en dus de deur helemaal niet meer uitkomt.
Met fysieke ontoegankelijkheid sluipt ook sociale uitsluiting onze samenleving in. ‘Een op de drie Nederlanders heeft moeite om met mensen met een lichamelijke beperking om te gaan’, legt Rik uit. ‘Van de week nog ging ik met een paar collega’s wat drinken. De ober vroeg aan mijn collega: ‘Wil hij ook wat drinken?’, terwijl hij mij aanwees. ‘Jazeker’, antwoordde ik, waarop de man van kleur verschoot.’ Rik lacht er maar om, al went het nooit.
Uitsluiting kan zomaar ook het gevolg zijn van de zogeheten Stoer-commissie van woningbouwminister Keijzer, blijkt uit het onlangs verschenen rapport van dit bonte gezelschap van wetenschappers, bouwers en lokaal bestuur. De commissie moet ‘het drama van de goede bedoelingen’ bezweren, zoals ze de stapeling van bouwverstorende regels noemt.
Dus gaat het mes erin. Ook in de toegankelijkheidsregels voor mensen met een handicap. De commissie verwijst het zwaarbevochten mensenrecht doodleuk naar de prullenbak. Drempelloze kamers en balkons zijn niet langer verplicht. Net als de bredere deurpost en andere eisen om een woning rolstoelvriendelijk te maken. Zorgwoningen ontlopen het schrapgeweld, een schamele troost.
Blijkbaar wil Keijzers adviesclub niet meer bouwen voor de 250 duizend rolstoelgebruikers, visueel beperkten en mindervalide ouderen. Met één pennenstreek berooft ze hen van hun zelfstandigheid. Een bezoek aan familie en vrienden in een flat of appartement zit er ook niet meer in zodra drempels of smalle deuren weer gemeengoed worden in nieuwbouw.
Het is hier – God verhoede – toch geen Amerika, waar inclusion, disability en accessibility op de schraplijst prijken? Het schrappen van toegankelijkheidsregels heeft weinig te maken met snelheid van bouwen. Wel met geld, vermoed ik. Maar hoe groot is de kostenpost van een samenleving waarin hele groepen niet mee kunnen doen en worden buitengesloten? Ik zie het nieuwe ‘drama van de goede bedoelingen’ al voor me.
Bron: De Volkskrant, 12 april 2025