Je hebt van die dagen die op je netvlies staan gebrand. Maandag 15 september 2008 is er zo eentje voor mij. Kwart voor acht ’s ochtends. Kopje koffie met collega’s. Op het oog een gewone dag. Tot Paul vol ongeloof ‘holy shit!’ richting het tv-scherm schreeuwde. ‘Lehman Brothers files for Bankruptcy!’ De grootste recessie sinds de Grote Depressie volgde. Huizenmarkten in puin, miljoenen ontslagen en biljoenen euro’s belastinggeld verslindende reddingsacties.
Jarenlang hadden financiële instellingen vrij baan. Door met veel geleend geld (onder het mom van innovatie) uiterst ondoorzichtige, riskante en niet zelden dubieuze producten te slijten, konden ze woekerwinsten boeken en almaar groter groeien. Deregulering was het toverwoord. Tot het kaartenhuis instortte.
Onheilssignalen in overvloed; evenals journalisten, wetenschappers en klokkenluiders die waarschuwden, maar het werd afgedaan als hysterisch of ver van mijn bed, de toenemende niet-pluisgevoelens werden verdoezeld. De machtige banken waren too big to fail.
Nu, anno 2025, is onze afhankelijkheid van de grote Amerikaanse (en Chinese) techbedrijven minstens zo angstaanjagend groot. Zowel financieel als maatschappelijk. Voor een endorfineshotje scrollen we massaal de dagen weg, de giftige, haatzaaiende algoritmes die ons verslaafd houden op de koop toenemend. Ons lot in handen van Google, Musk en Meta. Ook overheid, scholen en zorginstellingen besteden de digitale infrastructuur vrolijk uit aan Amerikaanse bedrijven. De Amerikaanse overheid kijkt mee.
De controlemacht van de Nederlandse politiek en rechtspraak staat buitenspel. Evenals die van de journalistiek. ‘Van oudsher vormde de overheid de grootste bedreiging voor persvrijheid. Maar de grootste risico’s komen nu van de tech- en platformbedrijven’, weet Alyt Damstra van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Die kwam in oktober met een oproep om in te grijpen tegen de almacht van techbedrijven. Tevergeefs. Geen politieke interesse, afgedaan als alarmistisch. ‘Zo’n vaart loopt het niet.’
Cyberexpert Marietje Schaake hekelt de lakse houding van de Nederlandse beleidsmakers. ‘Grote techbedrijven brengen de democratie in gevaar.’ Volgens Schaake voerde lange tijd het narratief de boventoon dat bedrijven van techpioniers burgers vrijheden boden en hun een stem gaven, over landsgrenzen heen. Een mooi beeld, maar naïef en nalatig, vindt ze. Techbedrijven zijn verworden tot grote ‘rupsen-nooit-genoeg’.
In reactie op big tech kwam de Europese Commissie met een waaier aan regels, maar net als in de financiële sector is de lobby van deze megarijke multinationals oneindig groot en zijn hun zakken diep. Ze spelen landen tegen elkaar uit, gebruiken economische dreigementen of spannen rechtszaken aan. Of ze lappen regels gewoonweg aan hun laars.
Dus moet ieder bedrijf dat zich niet aan de EU-regelgeving houdt keihard worden geweerd, aldus Reijer Passchier, hoogleraar digitalisering en de democratische rechtsstaat. Het vraagt er wel om dat ‘overheden, Europese bedrijven en burgers hun enorme afhankelijkheid van big tech in hoog tempo afbouwen.’
Afgelopen donderdag voelde ik opeens enorme boosheid. ‘Nieuw beleid Instagram en Facebook: vrouwen ‘voorwerpen’ en homo’s ‘mentaal ziek’ noemen mag voortaan’, kopte mijn krant. Hoe lang negeer ik mijn niet-pluisgevoel nog? Blijf ik schrijven over de schadelijke gevolgen van sociale media voor kinderen en onze democratie, om vervolgens mijn columns toch weer op Zuckerbergs echokamers te plaatsen? Ik stop!
En nee, mijn vertrek van Instagram, Facebook en WhatsApp zal de techdictatuur niet tegenhouden. Maar elk verwijderd account is er één. Bovendien: van een ouderwets belletje of fysiek bezoek is nog nooit iemand slechter geworden. En sms’en, ach, dat is zo gek nog niet.
Bron: De Volkskrant, 11 januari 2025