Soms lees je een stuk waarvan de tranen je spontaan in de ogen springen. Uit ontroering, geluk of puur ongeloof. Voor mij waren de recente interviews in de Volkskrant en Het Financieele Dagblad met René Jansen, voorzitter van de Kansspelautoriteit, staaltjes van de laatste categorie. Een ontluisterend inkijkje in hoe de waakhond bijna kwispelend te werk gaat.
Online gokken drong afgelopen jaar massaal de Nederlandse huiskamer, sportclub en zelfs het klaslokaal binnen. Door het legaliseren van de onlinegokmarkt en een stortvloed aan reclame zijn het niet langer alleen eenzame oudere mannen achter een fruitautomaat die hun geld vergokken. Eén op de vijf spelaccounts is van jongvolwassen tussen 18 en 24 jaar. Blackjack via je smartphone – gokken was nog nooit zo laagdrempelig. Niet verwonderlijk dat alle alarmbellen bij hulpverleners en Tweede Kamerleden afgaan. Jansen lijkt er nog niet echt wakker van te liggen; 85 procent van de consumenten gokt immers bij een legale aanbieder, stelt hij tevreden vast. Klinkt mooi, maar de gokmarkt is naar verwachting fors gegroeid, tot maar liefst 1,4 miljard euro. Terwijl consumentenbescherming in de praktijk een papieren tijger is. Verslavingsexperts vrezen Britse toestanden. Daar ondervinden twee miljoen mensen ernstige schade door probleemgokken. Van verlies van gezin, baan, woning, gezondheid tot zelfs leven. Jansen erkent dat de toezichthouder door onduidelijkheid over grenzen en zorgplicht weinig kan beginnen tegen de op winstmaximalisatie gerichte gokbedrijven. Maar in plaats van verontwaardigd de alarmbel te luiden, keft de waakhond zachtjes: ‘het glas is half vol.’
De verontwaardiging is groter bij verantwoordelijk minister Weerwind. Ingrepen als speellimiet en reclameverbod moeten de geest weer in de fles krijgen. Helaas ziet de Raad van State, bij invoering van de wet nog zeer kritisch, een reclameverbod voorlopig niet zitten. Cijfers over groei in aantal gokverslaafden moeten aantonen dat een ingreep nodig is. Ziet de Raad de schrijnende gokproblemen in eerder geliberaliseerde landen zoals Engeland dan niet? Het is koren op de molen van de marktpartijen, die een keiharde lobby voeren. Hun argumenten herken ik uit mijn vorige leven, als toezichthouder op de financiële markten. In elke gereguleerde markt worden ze van stal gehaald: ‘relevante data ontbreken’, ‘het betreft slechts een klein groepje probleemgevallen’, ‘ieders individuele verantwoordelijkheid’. Allemaal drogredenen, met maar één doel: de toezichthouder en wetgever zand in de ogen strooien, om zo een lucratief verdienmodel intact te houden.
Het gesprek dat ik vorige week met een vriendin had, voelt dan ook wrang aan. ‘Het gaat helemaal niet goed met Nora’, vertelde ze. Haar dochter had grote gokschulden, zonder dat haar omgeving daarvan wist. Van jongs af aan was het meisje gegrepen door gamen. Sinds Nora op kamers woonde, had ze, bedolven onder geraffineerde gokreclames, zich verloren in het gokken. Haar volledige studietoelage en studielening gingen in rook op. Duizenden euro’s, een meisje van 19. Een zelfmoordpoging volgde. ‘Hoe kunnen gokbedrijven zomaar hun gang gaan?’, vroeg mijn vriendin wanhopig. ‘Wie stopt deze bloedhonden?’
Ik kijk naar de foto van Jansen bij het krantenartikel. Een vriendelijk ogende man, keurig en redelijk, lijkt me. Met een moeilijke opdracht. Zeker gezien het halfslachtige beleid van een overheid die flink geld verdient aan de gokmarkt, maar bij ongelukken moord en brand schreeuwt. Bescherming tegen agressieve miljardenbedrijven die – over de rug van naar spanning zoekende jeugd en andere kwetsbaren – hun kas met woekerwinsten spekken, vereist een waakhond met bloed in de bek. Een pitbull die doorbijt. De Kanspelautoriteit? Ik betwijfel het – te weinig verontwaardiging, te weinig tanden.
Bron: De Volkskrant, 13 januari