Slapen tussen daklozen, op bezoek bij eenzame ouderen, in gesprek met uit huis geplaatste kinderen of wanhopige ouders: ‘Ik ga liever de wijk in.’ Maarten van Ooijen, de jonge staatssecretaris (Jeugd en Preventie) van ChristenUnie-huize, staat bekend als vriendelijk en maatschappelijk betrokken. De ideale buur, het hart op de juiste plek. Maar is hij daarmee ook de juiste man voor de problemen in de jeugdzorg?
‘Ik schrik van wat ik aantref in de jeugdzorg’, vertelde Van Ooijen drie maanden na zijn aantreden. Kinderen met suïcidale gedachten, trauma of anorexia die meer dan tien maanden moeten wachten op psychische hulp. Hulpverleners die bezwijken onder personeelstekorten en het woud aan verantwoordingsadministratie. Een explosie van commerciële partijen, die gretig een graantje meepikken uit de winstruif van gemeentelijke inkooporganisaties. ‘De jeugdzorg moet op de schop’, beloofde de staatsecretaris, plus een stevige hervormingsagenda vol snelle oplossingen.
Nu, anderhalf jaar later, is daar bar weinig van terechtgekomen. Pilots, proefballonnen en rapporten genoeg, maar plan en budget ontbreken. Intussen lopen de wachttijden voor gespecialiseerde hulp verder op en ontploft het speciaal onderwijs door een toestroom aan onnodig in het gedrang gekomen kinderen. Deze week verscheen het zoveelste vernietigende rapport, dit keer van de Rekenkamer: Georganiseerde onmacht, over jeugdbescherming, de zwaarste vorm van jeugdzorg voor de kwetsbaarste kinderen.
about:blankhttps://acdn.adnxs.com/dmp/async_usersync.html
Het moet Van Ooijen tot zijn recente wanhoopsdaad hebben gedreven: een opportunistische afleidingscampagne waarbij hij de schuld van de exploderende jeugdzorg in de schoenen schuift van ‘ouders die uit angst dat hun kroost achterloopt in onze prestatiemaatschappij onterecht een beroep op jeugdhulp doen’.
Niet de mislukte decentralisatie van het jeugdzorgstelsel en het gebrek aan regie door opeenvolgende kabinetten zijn de oorzaak. Nee, het ligt aan calculerende ouders, die te hard werken en hun kinderen geen luisterend oor bieden. Aan hun belabberde opvoedkwaliteiten waardoor de huidige jeugd met hun tere zieltjes gewoon niet opgewassen is tegen het normale leven. ‘Iedereen is weleens onzeker, ook al lijkt alles zonnig op social’, aldus Van Ooijen. Zijn oplossing? Praatsessies over de prestatiemaatschappij en vaker naar de kerk of het inloophuis.
Vanzelfsprekend kan de jeugdzorg niet de schaamlap zijn voor alle maatschappelijke problemen en is begrenzing nodig. Maar misschien moet Van Ooijen nu echt eens zijn huiswerk doen voor hij naar anderen wijst. Waar is de feitelijke onderbouwing van al die onderbuikretoriek over ouders die voor elk wissewasje hun heil zoeken bij heimweecoaches? Vraag hoeveel hulp de jeugdzorg kwalificeert als onnodige nonsenshulp en het wordt muisstil. Niemand die het precies weet, maar intussen papegaait iedereen elkaar na, blijven veranderingen uit en praten we ouders en kinderen een schuldgevoel aan.
Dus meneer Van Ooijen, misschien tijd om de hand in eigen boezem te steken, donderdag in het Kamerdebat? Maak die hervormingsagenda, gebaseerd op een onderbouwde analyse zoals de Rekenkamer aanbeveelt. Praatsessies? Voer ze vooral in uw eigen wijk. Een goed buurtgesprek met Wiersma en Dijkgraaf van Onderwijs over de gevolgen van al die verplichte toetsen op school en het selecteren op 11-jarige leeftijd voor vervolgonderwijs. Wijs collega Van Gennip op de keerzijde van de verheerlijking van ouders die beiden voltijds werken. Vraag haar hoe die ouders überhaupt nog hun mantelzorgtaken kunnen vervullen. En spoor collega De Jonge aan om zijn bouwplanpraatjes nu eens echt te realiseren, zodat gescheiden ouders er niet langer toe veroordeeld zijn om in één huis te blijven wonen. En wie weet kan Kaag u eindelijk verlossen van de extra bezuinigingen in de jeugdzorg waarover u nu al tijden met de gemeenten steggelt.
Bron: De Volkskrant, 14 april 2023