Op de mat ligt een stapeltje post. Een groene, met hulstblaadjes versierde envelop springt eruit. ‘Fijne feestdagen en een mooi 2023!’ Een brief met cadeaubon van mijn schoolbestuur. ‘Trots zijn we op jullie inzet. Jullie zijn van onschatbare waarde voor het onderwijs in Den Haag. Helaas lukt het ons niet om overal goed onderwijs te geven. Door een groot tekort aan leraren.’ Daarna volgt een oproep voor hulp aan basisscholen waar, vanwege het lerarentekort, een vierdaagse schoolweek is ingesteld. Mijn maag draait zich om als ik de namen zie. Stuk voor stuk scholen in armere wijken waar kinderen toch al onder minder kansrijke omstandigheden opgroeien. Zoals Jarek, leerling op mijn stageschool van twee jaar geleden. Samen met zijn moeder en vier broertjes woont hij in een driekamerflatje. Voor museumbezoek en andere uitjes is geen geld. Jarek is altijd thuis, waar hij zijn dagen slijt met YouTube-filmpjes kijken. Tijdens de lockdown kwam van leren weinig terecht. Nu is het jongetje weer de dupe.
Bijna twaalfduizend vacatures telt het basis- en voortgezet onderwijs inmiddels. Te lang is gehoopt dat het met die personeelstekorten wel zou loslopen. ‘Als de economie weer inzakt, slinkt het lerarentekort ook’, was jarenlang het credo in Haagse burelen en bestuurskamers. Pas nu het water bijna elke school na aan de lippen staat, daalt het besef in dat ook leraren met pensioen gaan. Of gewoon kunnen opstappen om elders hun heil te zoeken, het gezwoeg voor de klas meer dan beu. Het lerarentekort is geen onheil dat bestuurders plotsklaps overkomt, maar een zekerheid die ze jarenlang konden zien aankomen.
Het is verleidelijk om de politiek aan te wijzen als hoofdschuldige. Wie anders besloot de principes van marktwerking en concurrentie los te laten op het onderwijs? Het was de politiek die scholen bleef overladen met extra taken en bezuinigingen, omdat het altijd wel ‘een tandje efficiënter’ kon. Toch is dat niet het hele verhaal. Ook een andere hoofdrolspeler verzaakte. In het Nederlandse onderwijsstelsel is het schoolbestuur eindverantwoordelijk voor het reilen en zeilen binnen de scholen. De kwaliteit van onderwijs, de keuzes waar geld in te investeren, ict én personeelsbeleid. Het ligt allemaal op het bordje van de onderwijsbestuurders. Waar waren zij al die tijd?
De Tweede Kamer besprak donderdag het plan van onderwijsministers Wiersma en Dijkgraaf om het tij te keren, met onorthodoxe maatregelen. Er komt meer geld, maar ook meer sturing vanuit het ministerie, strenger toezicht. En een wet die de schoolbesturen opdraagt beleid te ontwikkelen voor het aantrekken en behouden van personeel, te zorgen voor professionele begeleiding, doorgroeimogelijkheden en een fijn werkklimaat. Ik kon het bijna niet geloven. Dat de politiek jou als schoolbestuurder moet voorschrijven dat je een strategisch personeelsbeleid nodig hebt.
De afgelopen tijd hoorde ik menig onderwijsbestuurder mopperen over de toegenomen regelzucht vanuit Den Haag. Ze ervaren die als een motie van wantrouwen, een onterechte inmenging in hun autonomie. Toch passen bestuurders in deze onderwijscrisis geen lange tenen. Wél benen die ze uit het lijf lopen, dienend aan degenen die elke dag voor de klas staan. Zorgen dat leraren die het onderwijs verlieten, weer terugkeren. En dat jonge mensen weer toekomst zien in het lerarenvak. Zodat ieder kind het onderwijs krijgt waar het recht op heeft. En oh ja, voor mijn eigen bestuur: bedankt voor de cadeaubon. Ik geef hem door aan Jarek, die heeft ’m pas echt verdiend.
Bron: De Volkskrant, 16 december 2022