De kleuren zijn fletser dan een jaar geleden en de hoeken wat uitgescheurd, maar ook vanochtend hangt de meterslange Oekraïense vlag weer tegenover de Russische ambassade. Ik bedank Jan, een van de vaste vrijwilligers van de dagelijkse Haagse Vlaggenwacht, en los hem af. Achter het hek aan de overkant zie ik een groepje Russische kinderen spelen. Vrolijk gekwebbel. Zich van geen kwaad bewust.
Hoe is het om op te groeien aan de verkeerde kant van de geschiedenis? Voor een kind zijn ‘foute ouders’ immers gewoon papa en mama. Daar doet betrokkenheid bij oorlogsmisdaden of een enorm blauwgeel zeildoek pal voor je huis niets aan af. Tot je op een dag met de keuzes van diezelfde ouders wordt geconfronteerd.
Zoals mijn vroegere Haagse buurvrouw, wier moeder in de oorlog in verwachting raakte van een Duitse soldaat die verbleef in het pension van haar collaborerende vader. Na de oorlog ging haar moeder naar een interneringskamp en mijn buurvrouw naar familie ver weg. Op school werd ze gepest en uitgescholden: ‘Je moeder is een moffenhoer!’ Niemand wilde met haar spelen. Nergens welkom. Haar jeugd heeft diepe sporen achtergelaten. Lang heeft ze niet durven praten over haar zwaarbelaste verleden, uit schuldgevoel en schaamte.
Deze week ging het project Oorlog voor de Rechter van start, dat het oorlogsarchief van meer dan 300 duizend van collaboratie verdachte Nederlanders digitaal toegankelijk moet maken voor een breed publiek. In 2025 krijgt iedereen die het wil online toegang tot dossiers vol getuigenverklaringen, dagboeken, identiteitsdocumenten en foto’s van wie fout was in de oorlog, of daarvan werd verdacht.
Schuldig bevonden of niet, naam en toenaam worden openbaar. Huidige beperkingen, zoals geen kopieën maken, vervallen. Alles wordt transparant. Vier kilometer archief met een muisklik doorzoekbaar. ‘Een unicum’, vertelde projectleider Edwin Klijn deze week in de Volkskrant. Volgens Klijn moet dat allemaal heel zorgvuldig gebeuren. Het zijn vaak zeer beladen en pijnlijke verhalen, en bij lang niet alle verdachten bleek de verdenking achteraf gegrond. Vandaar een ethische commissie, een publiek debat en bij alle documenten een genuanceerde uitleg.
Toch wringt juist daar de schoen. De noodzakelijke zorgvuldigheid en nuance, waarover Klijn rept als voorwaarde voor de transparantie van het archief, zijn in deze tijd ver te zoeken. ‘Transparant is het gezicht van het kwaad in handen van de schandpaaljournalistiek’, schreef filosoof Hans Schnitzler in 2013 in de Volkskrant. Tien jaar later draait de digitale schandpaal overuren. Met vaak langdurige, traumatische gevolgen. En nee, dan heb ik het niet over BN’ers als Lil’ Kleine of Johan Derksen voor wie een cancelkuurtje een garantie is voor een flinke kijkcijferboost. Maar over de bekende en, vaker nog, onbekende mensen die zonder pardon op het digitale schavot worden gehesen.
Dus laten we niet naïef zijn in onze transparantiedrift en drie keer nadenken voor we 32 miljoen pagina’s oorlogsarchief online zetten. Natuurlijk is het van historisch en maatschappelijk belang om meer inzicht te hebben in de rol van daders in de Tweede Wereldoorlog. Ook kan het archief, waar tevens informatie over slachtoffers is te vinden, een belangrijke bron zijn voor jongeren die steeds minder bekend zijn met de verschrikkingen van de Holocaust.
Maar het hele verhaal van een oorlog kan alleen worden verteld als mijn oude buurvrouw en al die andere onschuldige nazaten van ‘foute ouders’ erop kunnen vertrouwen dat ze niet alsnog door bloeddorstige onlinebeulen aan de schandpaal worden genageld. Zowel hier als aan de andere kant van het hek.