Rob Hadders, sidekick van EenVandaag-presentator Pieter Jan Hagens, vroeg het zich hardop af: ‘Hoe erg is dat nou als je niet goed kunt rekenen?’ Zelf kon Hadders niet hoofdrekenen, bekende hij. Maar ach, Caroline van der Plas ook niet en kijk waar zij nu zit! En voormalig onderwijsstaatsecretaris Sander Dekker wist een tijd geleden zelfs het antwoord op 7 keer 18 niet. Beetje pijnlijk, maar vooral heel troostrijk, vond presentator Hagens.
Vergoelijken van reken-analfabetisme is niet troostrijk. Het is ronduit gevaarlijk. Vooral omdat de gevolgen van rekenarmoede zeer ingrijpend kunnen zijn. Als je niet kunt uitrekenen ‘hoeveel vierkante meter laminaat je moet bestellen of hoeveel bouillonblokjes je gebruikt voor de soep’ – zoals Onderwijsinspectie-directeur Matthijs van den Berg het deze week verwoordde – is dat onhandig. Echt schadelijk wordt het als je niet weet hoe percentages werken, wat rente-op-rente is, en dat iets als gratis lenen domweg niet bestaat, wat de fabeltjesvertellers van koop-nu-betaal-laterbedrijven zoals Klarna ook beweren.
Driekwart van de vmbo’ers en eenvijfde van de havisten/vwo’ers in de onderbouw weten het antwoord niet op basisschoolsommen als: ‘De spaarrente is 3 procent. Er staat 100 euro op je bankrekening. Hoeveel is dat na 5 jaar?’ Dus luidde de Onderwijsinspectie maar weer eens de noodklok. Ze wijst op inconsistenties in rekenaanpak bij verschillende vakken, de slechte aansluiting met de basisschool en onvoldoende leskwaliteit. Volgens Sezgin Cihangir, directeur van het Mathematisch Instituut, beginnen de problemen al veel eerder. Hij ziet ‘ineffectieve rekenmethodes’ op de basisschool als de grote boosdoener.
Herkenbaar. Toen ik in 2019 als zij-instromende pabostudent van middelbare leeftijd kennismaakte met het hedendaagse rekenonderwijs bekroop me een waar Alice in Wonderland-gevoel. Weg waren de eindeloze rijtjes sommen, de staartdeling, de ezelsbrug ‘Meneer Van Dalen Wacht Op Antwoord’ en het almaar tafels stampen. In plaats daarvan trof ik in rekenboeken vooral verhaaltjes en plaatjes. Fancy lesmappen met elke twee dagen weer een nieuw rekenonderwerp, opgefleurd met vrolijke uitlegfilmpjes en spelletjes.
Rekenen moest vooral afwisselend en leuk zijn. Goed voor het verdienmodel van de lesmethodemakers, maar niet voor de rekenresultaten van mijn leerlingen.
Terwijl goed leren rekenen echt geen hogere wiskunde is. Scholen die terugkeerden naar het traditionele rekenonderwijs – met nadruk op technische vaardigheid (optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen) als basis en intensief oefenen en herhalen met directe instructie door de leraar – zijn het bewijs. De rekenresultaten schoten omhoog. Cruciale voorwaarde: een leraar voor de klas die zelf goed kan rekenen. Dus gingen leraren terug naar de schoolbanken. Je kunt nu eenmaal niet onderwijzen wat je zelf niet weet.
‘Kun je goed rekenen?’, vroeg Jeroen Pauw dinsdag aan zijn sidekick, Olcay Gulsen. ‘Ja’, antwoordde ze zonder aarzeling. Tot op het scherm een som verscheen: ‘Een raam is op een schaaltekening 7 cm breed en 5 cm hoog. In werkelijkheid is de breedte 210 cm. Wat is de werkelijke hoogte?’
‘O nee, geen test toch?’, lachte de presentatrice haar rekenovermoed weg.
‘Ik begrijp het niet eens’, riep Pauw stoer, waarna Gulsen een poging deed: ‘Ik zou zeggen 3,5.’ Een ander antwoord bleef uit. Gelach aan de talkshowtafel over het eigen onvermogen. Gulsen, kermend: ‘Is dit serieus een vraag die een vmbo’er moet kunnen beantwoorden?’ Tot een tafelgast het verlossende ‘150 centimeter’ noemde. Weer gelach. En daarmee was het 2,5 minuten durende item over de rekenramp voorbij. Snel over naar minder lollige zaken.
Bron: De Volkskrant, 2 maart 2024