Kan ik jouw aanbevelingen vóór vrijdag krijgen?’, vraagt Ruben, een jonge beleidsmedewerker van het ministerie van Onderwijs. Eind twintig, door de wallen onder zijn ogen ouder ogend. ‘Na drie weken?’, vraag ik verbaasd. ‘Je maakt een grap.’ Ik leg hem uit dat alleen al een probleemanalyse van het complexe lerarentekort minstens drie maanden duurt. Nog los van de tijd om tot uitvoerbare voorstellen te komen. ‘Maar het heeft echt haast’, mompelt Ruben bedrukt. ‘De minister heeft snel verbeteringen beloofd aan de Kamer.’ Als plots zijn telefoonschermpje oplicht, beëindigt hij ons gesprek abrupt. ‘Sorry, de politiek adviseur van de minister belt.’
Als onafhankelijk aanjager aanpak van het lerarentekort, nu drie jaar geleden, ervoer ik van dichtbij hoe ambtenaren worden geregeerd door de politieke waan van de dag en de beeldvorming van hun bewindspersonen. Kamervragen na Twitter-heisa, een kritisch krantenartikel over de minister of andere ‘ophef’ vragen continu om voorrang. Als er al langetermijnplannen worden gemaakt, gebeurt dat hapsnap en onder stoom en kokend water. Ambtenaren werken in een soort permanente crisismodus. Te veel politieke ad-hoc-wensen, te weinig weerwoord. Het leidt tot vermijdbare ongelukken, zoals de mislukte opsplitsing van de Belastingdienst of de aanpak van islamitische weekendscholen.
Twee topambtenaren luidden deze week de noodklok over spanningen in de politiek-ambtelijke verhoudingen door groeiende politieke bemoeienis en een toenemende afrekencultuur. Bij hoge uitzondering gaven zij een interview aan NRC. Aanleiding was een brandbrief van vijftig rijksambtenaren vol zorgen over politieke scoringsdrift die tot in de haarvaten van het ambtelijk apparaat doorsijpelt. Ambtenaren worden voor politieke karretjes gespannen en kunnen onvoldoende onpartijdig en zorgvuldig adviseren. Of worden het politieke debat in getrokken, terwijl zij zich niet kunnen verdedigen. Het acute vertrek van de secretaris-generaal van Economische Zaken en het opstappen van de hele ambtelijke staf van de Tweede Kamer hebben olie gegooid op een toch al sterk smeulend vuur.
Politiek-ambtelijke spanning is van alle tijden, maar wordt in het huidige vijandige socialemediatijdperk verder aangewakkerd door een sterk gepolariseerd en gefragmenteerd parlement. Ministers moeten zich 24/7 verantwoorden voor elke als olifant vermomde mug en daarnaast snel resultaten boeken. Zeker als door een ellenlang formatieproces al een kwart van de regeertermijn is opgesoupeerd. Niet helemaal verwonderlijk dus dat ministers snelle wegen naar succes zoeken zonder bakken vol begrip voor terzijdes van voorzichtige ambtenaren. Het is immers de minister die in de vuurlinie ligt.
Een van de antwoorden is een beter samenspel van politiek en ambtenarij. Rolvastheid en meer oog voor elkaars expertise is cruciaal voor het goed functioneren van ons overheidsapparaat. Dat vraagt om professionaliteit van parlementariërs en ministers. Op voorwaarde dat de ambtelijke leiding ook zelf in de spiegel kijkt en stopt gedwee mee te gaan in de profileringsdrang van hun politieke bazen. Alleen dan kunnen ambtenaren van hoog tot laag zich vrij en veilig voelen om hun taak naar eer en geweten te vervullen. Ambtelijk vakmanschap anno 2023 vereist stevige tegenspraak én de bereidheid om op gezette tijden verantwoording af te leggen over het eigen handelen.
Voor Ruben is het al te laat. Vijf jaar geleden begon hij vol ambitie en idealen aan het rijkstraineeship. Werken voor de publieke zaak was zijn droom. Tot de politieke waan van de dag en het almaar brandjes blussen Rubens vuur voor het vak van ambtenaar definitief doofde. Hij heeft de overheid verlaten. Na een fikse burn-out werd hij mindfulnesstrainer, speciaal voor afgebrande ambtenaren. Eeuwig zonde.
Bron: De Volkskrant, 20 januari