Waar ik ook kijk – op de tafel, de bank, de vensterbanken, het aanrecht – overal zie ik sinaasappelschillen. ‘Ze liggen te drogen’, legt Sanne uit. ‘Ik probeer plantaardig leer te maken, zodat je kleding daarvan gewoon in de prullenbak kunt gooien als het uit de mode is.’
De 23-jarige huisgenoot van mijn zoon studeert industrieel ontwerpen. Haar biologisch afbreekbaar leer moet korte metten maken met fast fashion, een van de meest klimaatvervuilende praktijken ter wereld.
Het Spaanse modeconcern Zara zette er eind jaren tachtig de traditionele kledingindustrie mee op zijn kop. In plaats van op een nieuwe kledingcollectie in zomer en winter werd het modeminnend publiek opeens elke zes weken – en inmiddels zelfs elke week – op een nieuwe collectie getrakteerd. De laatste haute couture, in een mum van tijd van de catwalk naar de massa, tegen ultralage prijzen. En dus produceren we jaarlijks 35 kilo textielafval per persoon en dragen we een kledingstuk gemiddeld slechts zeven keer. Fast fashion, een goudmijn voor de Zara’s, H&Ms en Sheins van deze wereld, heeft zich ontpopt als de grote aanjager van onze hedendaagse wegwerpmaatschappij.
Synthetische wegwerpkleding vol microplastics die razendsnel uit de mode is. Hele garderobes eindigen vliegensvlug afgedankt, of zelfs niet gebruikt, via de prullenbak in een verbrandingsoven of worden verscheept naar stortplaatsen in Afrika. Desastreus voor het klimaat. Alleen al de CO2-uitstoot van al die klerezooi bedraagt zo’n 10 procent van het totaal in de wereld, meer dan de internationale lucht- en zeevaart bij elkaar.
Om de kosten te drukken, laten kledingfabrieken in landen zoals Bangladesh, China en Vietnam hun arbeiders zwoegen voor een hongerloontje. Vervolgens lozen ze illegaal alle chemische gifstoffen, waardoor rivieren nu zo vervuild zijn dat vissen niet overleven, gewassen niet groeien en de lokale bevolking geen toegang meer heeft tot schoon drinkwater. Áls er al water is, want geen industrie slurpt zoveel water als de kledingindustrie: 2.500 liter water voor een T-shirt en 7.000 liter voor een spijkerbroek, zo becijferde onderzoeksbureau KplusV voor het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Fast fashion is een allesvernietigend kapitalistisch monster. Een duivelskind dat onze kledinghonger voedt, maar nimmer stillen zal. Enkele weken geleden begon Milieu Centraal een campagne die vrouwen moet helpen de lokroep van onlinekledingverkopers te weerstaan. Volgens gedragswetenschapper Judith Roumen van Milieu Centraal vinden zij zelfexpressie via kleding belangrijker dan mannen en kopen ze dus ook meer. Al komt van al die aankopen 70 tot 80 procent nooit uit de kast. Een twee uur durende onlinetraining moet de koopverslaafde vrouw van haar shopneigingen afhelpen.
‘Dat helpt geen zier!’, zegt Sanne fel als ik haar wijs op de website. ‘Mensen veranderen niet door meer communicatie.’ Ook het plan van de EU om alle kledingstukken vanaf 2027 te voorzien van een digitaal productpaspoort met herkomst en uitstoot, vindt ze geen goed idee. ‘Consumenten moeten het merken in hun portemonnee. Pas toen de energierekening explodeerde, zetten ze de kachel een paar graden lager en deden ze een warme trui aan.’ Het Franse parlement vindt dat ook en besloot vorige week fast fashion fors te beboeten. Een prijsopslag van 5 tot 10 euro per kledingstuk moet de modebewuste Fransen weerhouden van doorgeslagen kledingkoperij. Sanne ziet het wel zitten. Net als een verbod op reclame voor dit soort wegwerpmode. Maar dan niet voor echte wegwerpkleding. Die van sinaasappelleer bijvoorbeeld.
Bron: De Volkskrant, 22 maart 2024