Column in De Volkskrant, 23 februari 2024

Column in De Volkskrant

Toen Max een auto de gracht in zag rijden, bedacht hij zich niet. De 23-jarige student sprintte naar buiten en sprong in het halfbevroren water. Hij redde het leven van een jonge vrouw. Wat een moedig mens, dacht ik bij de filmbeelden van zijn heldendaad. Zou ik zonder enige aarzeling in de gracht zijn gesprongen? Of had ik 112 gebeld en mijn moed uitbesteed aan diegenen die er beroepshalve voor hebben gekozen moedig te zijn?

Moed staat volgens Van Dale gelijk aan dapperheid, onverschrokkenheid. Wikipedia noemt moed de bereidheid om de confrontatie met angst, levensbedreiging, pijn of onzekerheid aan te gaan én te doorstaan. Aristoteles vond dat moed draait om de balans tussen roekeloosheid en lafheid.

Helaas lijken we deze kardinale deugd zoetjesaan te verleren. Risico’s moeten worden vermeden, onze veerkracht vermindert. Na 79 jaar leven in welvaart en vrijheid zijn onveiligheid en oorlog abstracte begrippen, iets uit het verleden of ver weg. Na een eerste schok van de voorpagina’s verdreven, om alleen in ons zicht terug te keren bij lang bevochten terreinverlies, dodelijke massabombardementen of politiek gesteggel over miljardensteun.

Oorlog is buiten beeld, verscholen in het Midden-Oosten of in de Europese achtertuin. In Oekraïne bevechten al twee jaar lang honderdduizenden soldaten met hun moed ook onze vrijheid, wat tienduizenden bekopen met hun leven. Lastig je te verhouden tot zoiets angstaanjagends dat je niet aan den lijve meemaakt. Verleidelijk ook om de ogen te sluiten, risicoloos je geweten te sussen. Zeker als de oorlog – ver weg – alledaags wordt. ‘Wij gaven geld voor rampenfondsen, stuurden kleren en vingen ontheemden op. Wat kunnen we meer doen? We moeten verder met ons leven.’

Hoe makkelijk het is om weg te kijken, juist als offers moeten worden gebracht, laat de Oekraïens-Nederlandse Lisa Weeda zien in haar nieuwe boek Dans dans revolutie, over de oorlog in Besulia, een fictief land waar het grote Tenebria is binnengevallen. Een mythisch wezen dumpt dode oorlogsslachtoffers bij willekeurige mensen in een Westers land. Door te dansen kunnen zij de doden weer tot leven wekken. In het begin van de oorlog dansen ze vol overgave bij talloze dansfestivals. Na twee jaar slaat de oorlogsmoeheid toe. ‘Iemand uit Besulia moet haar maar halen. Dit is niet onze oorlog’, roept een vrouw tegen haar partner, als in hun woonkamer een dood meisje opduikt. Hoeveel ben je bereid te doen als het echte offers vraagt, is de ongemakkelijke vraag van Weeda.

‘Alles wat nodig is’, is het antwoord van Elena, de Oekraïense waarmee Volkskrantjournalist Iris Koppe correspondeert. Zelfs als dat betekent dat Elena’s enige zoon naar het front moet, met het levensgrote gevaar dat haar kleinkinderen opgroeien zonder vader. ‘Er is geen keuze’, zegt ze. ’Als iedereen voor zichzelf kiest, is er straks geen Oekraïne meer.’

‘Geen keus’, was ook wat verzetsstrijder Arnold Douwes zei toen hem werd gevraagd waarom hij zijn leven riskeerde door in de Tweede Wereldoorlog samen met dorpsgenoten 350 joden te redden. Douwes liet zich niet afpoeieren met ‘geen plek’, of ‘kijk elders.’ Hij sprak mensen aan op hun verantwoordelijkheidsgevoel. ‘Klein verzet kon zo leiden tot groot verzet’, schrijft Rutger Bregman in Wat maakt een verzetsheld? ‘Hulp kan zich in een samenleving op deze manier uitbreiden als een olievlek. Hulp is besmettelijk.’ Verzet tegen eigen onverschilligheid ook, hoop ik.

Bron: De Volkskrant, 23 februari 2024