Column in De Volkskrant, 25 november 2022

Column 25 november 2022

Vergeet je niet voor de wedstrijd de WK-poule in te vullen?’, appt mijn zoon. ‘Anders eindig je weer onderaan.’ Ik durf het bijna niet te zeggen, maar ook thuis waart het WK-virus rond. Het is een voorspelbaar ritueel. Eerst een herinneringsappje van zoonlief. Daarna vult de voorkamer zich met mannen (en een enkele vrouw) in oranje T-shirts die de wedstrijd voorzien van expertcommentaar. Decibellen vol oneliners over ‘idiote’ scheidsrechterbeslissingen, ‘onbegrijpelijke’ wissels en ‘geniale’ voorzetten. Dan volgt, onvermijdelijk, het verdriet of de vreugde over ieders nieuwe positie op de ranglijst.

Of je nu speler bent of toeschouwer, sport blijft voor velen een geliefd tijdverdrijf. Je wint óf je verliest. Het is juist dit zero sum game-karakter – zoals sportprofessor Nico van Yperen het noemt – dat sportwedstrijden zo aantrekkelijk maakt. Volgens Van Yperen ‘heeft slechts 10 tot 15 procent van de bevolking als motivatie dat ze beter wil zijn dan anderen’. Toch zitten rivaliteit en competitiedrang, dankzij de decennialang gepredikte neoliberale mythe dat concurrentie leidt tot betere prestaties, in de haarvaten van onze samenleving.

Helaas ook in ons onderwijs. Met als resultaat een nodeloos versnipperd, uitgemergeld onderwijssysteem, waarin instellingen elkaar beconcurreren in plaats van samenwerken. Dus kan het zomaar gebeuren dat een school met een lerarenoverschot in een welvarende wijk er niet over piekert om die leerkrachten uit te lenen aan een school vijf minuten verderop, in een arme wijk met een schreeuwend tekort. Of dat er inmiddels 384 concurrerende opleidingsroutes naar het leraarschap zijn. Intussen rijzen de lerarentekorten de pan uit, daalt de kwaliteit van onderwijs al jaren en neemt de kansenongelijkheid toe.

about:blankhttps://acdn.adnxs.com/dmp/async_usersync.html

Ook onze kinderen wedijveren met elkaar voor die felbegeerde podiumplek in de eregalerij van topscoorders. Zodra je als 4-jarige de basisschool binnenstapt, begint de indringende onderlinge concurrentie. Via gestandaardiseerde toetsen met louter meerkeuzevragen in een zeer beperkt aantal vakgebieden, veelal van de commerciële toetsenmaker Cito, vergelijken we de prestaties van kinderen. Niet in hoeverre je de lesstof beheerst, maar hoe je scoort ten opzichte van de ‘normgroep’ van leeftijdgenoten. Eenmaal in groep 8 volgt nog een op dezelfde leest geschoeide selectietoets, je toegangsticket tot het vervolgonderwijs. Nergens ter wereld vindt selectie op zo’n jonge leeftijd plaats. Geen wonder dat Eva in mijn groep 7 regelmatig nachtmerries heeft. ‘Ik ben zo bang dat ik een fout maak bij de rekentoets’, fluisterde het meisje toen ik haar vroeg naar de oorzaak van haar angstdromen. ‘En dan kan ik nooit zeebioloog worden.’

Diploma’s doen er toe in onze individualistische prestatiemaatschappij. Dat welgestelde ouders massaal hun kinderen naar bijles sturen, om zo de toetsscores van hun kroost te verhogen is onwenselijk, maar goed verklaarbaar. Zeker nu het lerarentekort zo groot is. Net als de grote groep jongeren die door de prestatiedruk op school met mentale problemen kampt. Onderwijs is een spijkerharde ratrace geworden.

Woensdag behandelde de Tweede Kamer de onderwijsbegroting. Na jaren van pappen en nathouden trekt het kabinet eindelijk de portemonnee. Maar liefst 53 miljard euro, 10 procent meer dan voorgaande jaren, voor een heel pakket. Of met al dat geld de grote problemen in het onderwijs binnenkort tot het verleden behoren, betwijfel ik. Hoe duizelingwekkend hoog het bedrag ook is, en hoe welkom de acties van dit kabinet ook zijn, de grondoorzaak van alle problemen blijft onaangeroerd: een decentraal onderwijsstelsel gebaseerd op concurrentie. Zolang politiek en onderwijsbestuurders daaraan niet durven te tornen, blijft het Nederlandse onderwijs een sportwedstrijd, een zero sum game van winnaars en verliezers.

BRON: De Volkskrant, 25 november 2022.