Column in De Volkskrant, 27 oktober 2023

column-in-de-volkskrant-27-oktober-2023

Al jaren aan het werk en toch bij je ouders inwonen, dankzij de ellenlange wachtlijsten voor een huurwoning. Na je scheiding van antikraak naar bedbank bij vrienden, van sloopwoning naar vakantiehuisje. Jarenlang uit een koffer leven, omdat je te weinig verdient voor een koophuis, maar te veel voor sociale huur. Na het overlijden van je partner nog altijd alleen in dat grote eengezinshuis, omdat er maar geen kleiner seniorenappartement is.

Volgens EO-onderzoeksplatform DIT zit bijna een kwart van de Nederlanders ongewild vast in hun woonsituatie. De vooruitzichten stemmen somber. De aan de markt verkwanselde woningmarkt – waarvan voormalig VVD-minister Blok zelfgenoegzaam zei dat ie ‘klaar was’ – zit op slot. Huurprijzen lopen op, het woningtekort stijgt in rap tempo. Alle politieke beloftes van nieuwbouw ten spijt.

Dat betaalbaar wonen voor de kiezer dus bovenaan de prioriteitenlijst prijkt, zal niemand verbazen. Echter, welke partij gaat de problemen echt oplossen? Voor de kiezer volstrekt onduidelijk, berichtte EenVandaag deze week.

Tijd voor een duik in de verkiezingsprogramma’s. Wat schrijven de partijen over hun woonplannen? Het goede nieuws: veel. Logisch, want het woonprobleem raakt aan vrijwel elk ander maatschappelijk thema en is groot. In 2023 staat het teller-tekort op 390 duizend woningen. Tenminste, dacht ik, tot ik de analyse van Volkskrant-journalist Serena Frijters las. Het doemgetal van 390 duizend blijkt van het boterzachte soort, gebaseerd op aannames waarvoor volgens een kritische Rekenkamer feitelijke gegevens ontbreken. Draai aan de knoppen van vraag en aanbod en de bouwopgave verandert rigoureus. Een jaar langer thuiswonen en alle leegstand meerekenen, verlaagt het tekort van honderdduizenden naar tienduizenden. Zorgelijk als je bedenkt dat deze bouwopgave de spil vormt voor vele partijprogramma’s.

Ideeën zijn er overigens genoeg. Ik worstel me door pagina’s vol ronkende campagnetaal en technisch jargon. Nieuwbouw – dat wil iedereen. Maar wat, waar en hoe, daarin schuilen grote verschillen. Koop of juist (sociale) huur? Sloop of verbouwen? Binnenstedelijk of buiten de stad? Straatje erbij aan de dorpsrand of hele nieuwe Vinex-wijk? Wel of geen grotere rol voor beleggers? Hypotheekrenteaftrek verder afbouwen of niet? Het schiet alle kanten op. Over de noodzaak van versimpelen van bouwprocedures en meer regie vanuit de overheid is dan wel weer consensus. Maar hoeveel en in welke vorm niet. Wat vooral ontbreekt, is de onderbouwing van deze grabbelton vol wensenlijstjes en ideeën zonder samenhang.

Een onbestemd gevoel overvalt me. Uren lezen levert niet meer inzicht op. Misschien biedt de nieuwe Stemwijzer soelaas. Dertig stellingen over verschillende thema’s flitsen voorbij. Zoals over onderwijs, slechts één stelling: ‘De overheid moet meer geld geven aan cultuuronderwijs.’ Maar dit gaat helemaal niet over de grote vraagstukken in het onderwijs! Laat staan dat het helpt een weloverwogen afweging te maken. Dat belooft niet veel goeds voor de stellingen over het volkshuisvestingsbeleid. Inderdaad, ook daar geen wezenlijke keuzes waarover partijen van mening verschillen. Louter kleinere twistpunten.

Een dag verder en geen steek wijzer dus. Waarvoor moet ik bij welke partij zijn? Programma’s geven de kiezer geen antwoord. Dat legt een zware hypotheek op politici om kiezers de komende debatten te geven waar ze recht op hebben: een glasheldere onderbouwing van goed doordachte woonplannen met een reëel uitzicht op een betaalbare woning voor iedereen. Precies waar zovelen naarstig naar zoeken.

Bron: De Volkskrant