Column in De Volkskrant, 3 februari 2025

Hanna belt met de ggz-psycholoog van de dwangstoornissenkliniek. Sinds haar moeder een jaar geleden overleed, lijdt de studente aan verregaande smetvrees. Vorige week had ze eindelijk een intakegesprek. Vandaag hoort ze hoe verder. Tenminste, dat dacht ze. ‘Voor ik de uitkomst deel van ons interne beraad, zou ik eerst graag weten: hoe heeft u het intakegesprek ervaren? Welk cijfer tussen de 1 en 10?’

Die vraag had ze niet zien aankomen, maar ze had het kunnen weten: tegenwoordig wordt álles beoordeeld. Of het nu de pakketjeslevering betreft, een taxiritje, de aankoop van een broodrooster of de deskundigheid van de arts. ‘Door de kwaliteit van producten en diensten te reduceren tot een ‘ogenschijnlijk neutraal cijfer’ wordt deze meetbaar en vergelijkbaar’, zegt Berend van der Kolk, auteur van De Meetmaatschappij.

Meten is weten en dat leidt weer tot betere prestaties, volgens het managementparadigma dat in ons aller brein heeft postgevat. Wie zijn stappen telt beweegt meer, wie zijn levertijd monitort bezorgt sneller. Een meetexplosie, noemt Van der Kolk het. Hoe meer cijfers, hoe beter onze beslissingen, toch? ‘Het is alsof we massaal gehypnotiseerd zijn geraakt door getallen’, zegt journalist Sanne Blauw die zich verdiepte in de vercijfering van onze samenleving. ‘Waar woorden gemakkelijk worden bekritiseerd, krijgen cijfers verbijsterend vrij spel.’ Cijfers ogen objectief omdat ze ‘pakkend en precies zijn, geen ruimte laten voor twijfel of nuancering.’

Exemplarisch is dezer dagen de discussie over de doorstroomtoets. Een Citoscore tussen de 151 en 200 bepaalt het schooladvies. Vermeend objectief, op basis van het kunnen en kennen van de leerling aan het einde van de basisschool. Onafhankelijk medicijn tegen vooroordelen van leraren en ongelijke kansen voor kinderen zonder bakfiets voor de deur. Maar wat in het huidige gesteggel over een eindtoets volledig ondersneeuwt, is de vraag: meet de toets eigenlijk wel wat die moet meten en wat zijn de bijwerkingen?

Schrijfvaardigheid, kennis over geschiedenis, aardrijkskunde of techniek – de toets meet het niet. Laat staan doorzettingsvermogen, creativiteit en of je samenwerken kunt. Daarnaast is de toets in zijn vraagstelling allesbehalve neutraal en eenduidig, wat gemakkelijk tot verkeerde conclusies leidt. De werkelijkheid is niet te vangen in een toetsscore, concludeert Karen Heij, die promoveerde op de eindtoets. Mede daardoor kan die de toekomst van kinderen niet voorspellen.

Wel voorspelbaar zijn de gevolgen: een booming bijlesindustrie en toetsenmarkt (zelfs bij Kruidvat!), gestreste ouders en leraren, een lesaanbod verengd tot louter toetsinhoud. En, het ergste, een onverantwoorde druk op kinderen, die aan het begin van hun leven al het idee meekrijgen dat cijfers en testresultaten het enige is dat telt.

Met toetsen zelf is niets mis, maar het is de waarde die we hechten aan dat wat meetbaar is. Ik toets mijn leerlingen de hele dag, zoals door tijdens de rekenles te vragen hoe ze aan hun antwoord komen. Of als ik een opstel over de Watersnoodramp beoordeel op opgedane kennis en overtuigingskracht. Soms meetbaar in een score, maar veel vaker niet. Omdat, zoals Van der Kolk zegt, ‘het feit dat iets maar lastig is te kwantificeren, niet betekent dat het niet waardevol is.’ En andersom.

En Hanna? Ze beantwoordde alle vragen met een 8, ‘om ervan af te zijn’.
‘Fijn dat u zo tevreden bent!’, concludeerde de psycholoog. ‘U wordt doorverwezen naar een andere afdeling. Houd rekening met een wachttijd van een jaar.’

Bron: De Volkskrant, 3 februari 2025