‘In stilte kun je leren luisteren naar wat er leeft in je ziel.’ Zuster Lieve legde mij, gast in het Trappistinnenklooster Koningsoord, uit wat de waarde is van de dagen in gezamenlijke, serene stilte. Inderdaad, hoe snel verdween de drukte in mijn hoofd en kwam er ruimte voor reflectie en introspectie. Gedeelde stilte bleek heilzame stilte. Waar treft de mens die nog in zijn hectische bestaan? Niet de schijnstilte van gezamenlijk zombie-achtig getuur naar eigen blauwe schermen. Echt stil, zonder afleiding van de kakofonie van geluid die zich continu aan ons opdringt. De uitroeptekens waarmee we onze meningen uitschreeuwen, klinken inmiddels zo hard dat we de zachte stem van de ander nauwelijks nog kunnen verstaan.
Stilte wordt met uitsterven bedreigd. Niet alleen de urenlange kloosterstilte, zelfs de heilig gewaande variant die kort duurt, maar o zo ver reikt. Bruut lawaai dreigt de twee minuten stilte bij Dodenherdenking te verstoren. Aanmeldrestricties, identificatie en fouilleeracties, ongekend. Niet eerder was de Nationale Dodenherdenking zo beladen. Al is commotie bij de plechtigheid op 4 mei bepaald geen unicum, laat een analyse van de herdenkingsgeschiedenis in de Volkskrant zien. Een rookbom in de jaren zestig van jongeren die boos waren op de Amerikanen in de Vietnamoorlog. In het decennium erna volgde de arrestatie van twee mannen met een krans voor homoseksuele slachtoffers van het naziregime. In 2012 een ronkend vliegtuigje boven de Dam met protestspandoek tegen het idee om Duitsers toe te laten bij een 5 mei-viering. Zes jaar geleden nog verbood de rechter een lawaaiprotest voor Indonesische slachtoffers van de Onafhankelijkheidsoorlog in voormalig Nederlands-Indië.
Volgens historicus Ilse Raaijmakers ‘staat het beeld van nationale herdenkingsdagen waar Nederlanders eensgezind zijn en samen plechtig herdenken, op gespannen voet met de felle strijd die er soms over gevoerd wordt’. En dat is goed, vindt ze. ‘De herrie brengt ons verder. Alle kritiek in de jaren zeventig heeft juist voor een opleving gezorgd van de herdenking.’ Bovendien, ‘zonder storm valt de stilte minder op’.
Ophef en discussie als blijk van betrokkenheid bij wat we samen herdenken? Als broodnodige aanjager van eenzijdige geschiedschrijving? Dat klinkt hoopvol, maar het wringt toch. Want hoe verhoudt die betrokkenheid zich met al het venijn in het debat van dit moment? Met de gepolariseerde standpunten die mensen innemen, zonder oog en oor te hebben voor de ander? Het valt niet uit te leggen dat een herdenking, die de afschuwelijke consequenties van onvrijheid markeert, niet in vrijheid kan worden gehouden. Hoe legitiem de zorgen van velen ook zijn – over afgrijselijk onrecht elders in de wereld en de talloze onschuldige slachtoffers, of over een extreem-rechtse, antidemocratische partij – voor protest biedt een herdenking van oorlogsslachtoffers niet de juiste plek. Wel om verbinding te vinden in al die aangrijpende individuele verhalen over hen die voor onze vrijheid hun leven gaven. In het persoonlijke ligt het universele, voor ieder van ons, ongeacht onze afkomst, kleur of geloof. Laten we de twee korte, maar kostbare minuten van samen gedeelde stilte daarvoor gebruiken, om te herdenken en te verbinden, te leren luisteren naar wat leeft in onze ziel.
‘Zijn twee minuten stilte voldoende – genoeg?’ is een veelzeggende strofe uit het gedicht ‘Stilte’ dat Simon Vinkenoog, destijds Dichters des Vaderlands, twintig jaar geleden op 4 mei voordroeg.
Nee. Maar het is een begin.
Bron: De Volkskrant, 4 mei 2024