Column in De Volkskrant, 6 juli 2024

‘Ik wist direct, dit is een doodvonnis’, zegt Rinske (63). ‘Alvleesklierkanker heeft één van de slechtste overlevingscijfers van alle kankersoorten. En ik heb de ergste variant.’ Ze oogt aangedaan, niet verslagen. ‘Mijn vooruitzichten zijn slecht, maar ik ben niet wanhopig.’

Ik ken Rinske uit mijn oude zakenleven. Eens in de zoveel tijd spreken we elkaar, ook na mijn overstap naar het onderwijs. Dan stuurt ze een opgewekt berichtje. ‘Hé, juf, hoe gaat het met je klas? Weer tijd voor een bakkie of een borrel?’

Weinigen zijn zo attent en oprecht geïnteresseerd als zij is. Nog steeds, ook nu ze ongeneeslijk ziek is. Tussen de chemo’s door brengt Rinske tijd door met mensen die haar dierbaar zijn uit verschillende fasen in haar leven. Haar gezin, familie en vrienden, natuurlijk, maar ook collega’s en zakenrelaties die haar zijn bijgebleven.

‘Samen herinneringen ophalen door verhalen van vroeger te delen, dat geeft mij kracht en levensvreugde’, legt Rinske uit. ‘Maar ook nieuwe herinneringen maken. Elke dag, elke ontmoeting geeft daarvoor weer een nieuwe kans.’ Niet een bucketlist afwerken van dingen die ze altijd had willen doen, maar mensen ontmoeten en verbinden. Dat is wat zij zich heeft voorgenomen voor de laatste maanden. Mensen samenbrengen. Zoals ze afgelopen week deed, tijdens een bijeenkomst met het thema hoop.

Hoop, is dat er nog in deze donkere tijden van politieke polarisatie en een steeds warmere aardbol, vraag ik me af als ik naar de bijeenkomst reis, hunkerend naar een inspirerend, hoopvol narratief te midden van de almaar groeiende gepolariseerde flanken. Net als ongeveer 60 procent van de Nederlanders somber ik steeds vaker over de toekomst.

Hoop in eigen kring, teruggetrokken op je eigen terrein, is er vaak nog wel, volgens Agneta Fischer, hoogleraar emoties en affectieve processen. Maar met de maatschappelijke hoop is het minder goed gesteld. Volgens hersenprofessor Erik Scherder, die in een zesdelige tv-serie op zoek gaat naar de wetenschap achter optimisme en een hoopvolle attitude, is hoop houden vooral makkelijk als alles meezit. Toch is het juist deze groep, de ‘hoopvollen’, die de hoop lijkt te verliezen. Pas nog hoorde ik van een ceo dat steeds meer mensen in zijn kring huizen kopen in Scandinavië en Zwitserland, ver weg van stijgend zeewater en klimaatvluchtelingen.

Mensen in minder bevoorrechte omstandigheden putten hun hoop uit valse beloften van populistische leiders. Onder praktisch opgeleiden is het vertrouwen in de overheid en het nieuwe kabinet fors toegenomen. Des te wranger was het dieptrieste Kamerdebat over de regeringsverklaring van het zogenaamde ‘kabinet van de (valse) hoop.’ Een schaamteloos staaltje verdeeldheid zaaien. Sommige politici gaan er maar mee door. Het gevolg: een hopeloos verdeeld land.

‘Natuurlijk is er altijd hoop’, zegt Rinske, als we in een groepje onze sombere gedachten uitwisselen. ‘Mijn hoop zijn jullie. Jullie maken de toekomst. Maak er iets van, samen voor de toekomst.’ Rinske heeft gelijk. Hoop is niet afwachtend, lui en passief. Hoop is een houding die tot actie aanzet. Een werkwoord, de contrastervaring die in het zicht van het kwade het goede toont, zegt de Nijmeegse filosoof Paul van Tongeren treffend. Hoop vereist lef om perspectief te blijven zien. Hoopvol, omdat het kan. Nee, omdat het moet. Omdat, zoals Rinske ons meegeeft, ‘zolang er mensen zijn die om anderen geven, er altijd hoop zal zijn’.

Bron: De Volkskrant, 6 juli 2024