Al witte rook?’, vraag ik Tim in het kopieerhok op school. Zijn bedrukte blik spreekt boekdelen. ‘Van begin tot eind correcties, vijftig bladzijden vol’, mompelt de jonge pabo-stagiair. Ontdaan toont hij me een stapel printjes. De bloedrode pen van zijn docent Nederlands laat vrijwel geen alinea ongeschonden. ‘Ik schaam me kapot’, zucht Tim. ‘Het verbaast me wel dat ik voor alle andere dertien pabo-verslagen dikke voldoendes haalde. Zal toch niet veel beter zijn geweest?’
Mij verbaast het helaas niet. Taalvaardigheid wordt nog vaak als de exclusieve verantwoordelijkheid van de taaldocent gezien, niet alleen op Tims pabo. Onterecht. Wetenschappelijk onderzoek toont keer op keer aan dat goed leren lezen en schrijven onlosmakelijk is verbonden met vooral kennisvakken als aardrijkskunde, geschiedenis, natuur & techniek. Simpelweg omdat je zonder kennis van de wereld om je heen niet begrijpt wat je leest.
Neem Noah. Samen met zijn twee broertjes en ouders woont hij in Laak, een arme Haagse wijk. Boeken zijn er niet in hun driekamerflatje. Laat staan dat er geld is voor museumbezoek of andere uitjes. Onlangs vroeg ik de klas onbekende woorden in een gedicht over de Noordzee te omcirkelen. Noah deed niets. Hij begreep niet wat ‘omcirkelen’ betekende. Na uitleg zette hij een rondje om het woord ‘kwal’. Ik vroeg hem of hij die ‘glibberige prikbeesten’ weleens had gezien. Hij schudde zijn hoofd. Noah was nog nooit op het strand geweest.
Wat is een kwal, hoe werkt eb en vloed, hoe ziet de Afsluitdijk eruit? Hoe meer je weet, hoe beter je kunt leren lezen. Kennisrijk onderwijs is de sleutel voor leesbegrip en daarmee voor kansengelijkheid. Inmiddels is eenderde van de 15-jarigen onvoldoende geletterd om goed te kunnen functioneren op school en in onze maatschappij. Ronduit schokkend.
Wie voorbij de gemiddelden kijkt, ziet een nog dramatischer beeld: de groeiende kloof tussen sterke en zwakke lezers, in de praktijk vaak kinderen uit buurten waar ouders lage inkomens en weinig opleiding hebben. De leesvaardigheid van deze groep kinderen is onevenredig hard gedaald. En dan te bedenken dat voor hen de onderwijsambities al lager zijn. Immers, scholen met veel kinderen uit achterstandswijken hoeven van de onderwijsinspectie voor een veel kleiner deel van hun leerlingenpopulatie het – op zichzelf al niet erg ambitieuze – streefniveau te halen dan scholen in rijkere wijken. Dat bergt een levensgroot risico in zich: de lage lat wordt de standaard, waardoor de kloof nog verder toeneemt en jonge kinderen in de gevangenis van lage verwachtingen belanden, een gevangenis waaruit op latere leeftijd nauwelijks meer valt te ontsnappen.
‘Heb jij tips hoe ik mijn schrijfvaardigheid kan verbeteren?’, vraagt Tim.
‘Wanneer las je voor het laatste een boek?’, is mijn wedervraag.
‘Poeh, d’as lang geleden. Op de basisschool, denk ik.’
Ik kijk hem verbouwereerd aan. ‘Maar nu voor de pabo toch wel?’
Hij schudt zijn hoofd. ‘Lezen is bij ons een keuzevak’. Er trekt een rilling over mijn rug: 40 procent van de pabostudenten leest geen kinderboeken als dit niet verplicht is. Plus een kwart vindt lezen ‘vervelend’. Hoe kunnen kinderen leren lezen als hun leraar zelf niet leest?
‘Kom je naar onze volgende leesclub, over enkele weken?’, vraag ik Tim. Ik trek hem mee naar de kinderboekenkast op de gang. ‘Hier, Mot en de metaalvissers, dat lukt vast tijdens de kerstvakantie!’
Bron: De Volkskrant, 8 december 2023