Column in de Volkskrant 9 september 2022

‘Hier, een glaasje water,’ zegt de Kamerbode. Ik probeer snel een slokje te nemen. Mijn hand trilt. Vijf paar ogen kijken me indringend aan. Wantrouwen en achterdocht lees ik in hun blikken. Onzin, dat is verbeelding. Een parlementaire enquête gaat immers om waarheidsvinding. Het is geen tribunaal! Mijn innerlijke bezwerende woorden zijn net overtuigend genoeg om de ergste trilling in mijn handen te laten verdwijnen. Voor even. Het kruisverhoor begint. Tot ik zwetend wakker schrik.

Mijn ver weggestopte Fyra-nachtmerrie steekt weer de kop op. Oorzaak is de parlementaire enquête over de gaswinning in Groningen. Sinds ik zelf destijds voor de parlementaire commissie Fyra moest verschijnen, ben ik gegrepen door het fenomeen. Een heftige ervaring. In potentie ook een krachtig instrument.

Hoewel de Groninger gascrisis volgens een opiniepeiling van EenVandaag slechts op nummer tien van de crisisprioriteitenlijst van de Nederlandse bevolking staat, is het een belangrijk onderzoek. Vooral vanwege de lessen voor de toekomst. Met ruim zestig verhoren brengt de enquêtecommissie 63 jaar Gronings gas in beeld. Ze zet gedupeerde particulieren, die in angst leven door instortgevaar en al jaren op hun schadevergoeding wachten, in de spotlights. Evenals een toezichthouder, die vertelt hoe politiek, ministerie en oliebedrijven stelselmatig waarschuwingen over veiligheidsrisico’s van nieuwe aardbevingen negeerden. Oliebazen en ambtenaren met tegenstrijdige verklaringen. Acute vormen van vergeetachtigheid. Met elk verhoor wordt duidelijker wat er is gebeurd: veiligheid verloor het van geld. De enorme kloof tussen Den Haag en de regio wordt pijnlijk zichtbaar. De gevolgen zijn desastreus. Niet alleen voor de gedupeerde Groningers, maar ook voor het vertrouwen in de overheid en politiek.

Helaas rijst ook nu als vanzelf de vraag: wie was er verantwoordelijk? Nog voor de commissie haar werk heeft afgerond en met conclusies is gekomen, tekent zich in de media al een hoofdschuldige af: Kamp, de oud-minister van Economische Zaken, die zelfs toen hij cruciale informatie kreeg niet tot actie overging.vrijdag moest hij zich verantwoorden voor zijn afwachtende houding. Verder dan dat er destijds een hoop onduidelijk was, kwam Kamp tijdens zijn weinig overtuigende verdediging niet. Al zal dat hem weinig deren, vermoed ik, want niet hij, maar de huidige staatssecretaris Vijlbrief van Mijnbouw is de sigaar. Verschillende media hinten al weken op zijn aftreden. Dat Vijlbrief helemaal geen rol heeft gespeeld in de besluitvorming – om ondanks de veiligheidsrisco’s vrolijk door te pompen – doet blijkbaar niet ter zake. ‘Dat zijn nou eenmaal de parlementaire mores’, schrijft een weekblad. Doodnormaal. En zo dreigt ook deze enquête weer een voorspelbare Whodunit-serie te worden, in plaats van een misschien saai maar degelijk feitenonderzoek met bruikbare lessen. Terwijl een parlementaire enquête juist daarvoor dient. Niet voor het aanwijzen van een schuldige.

Enquêtevoorzitter Van der Lee vertelde bij de start dat zijn commissie, naast inzicht in de ontwrichtende en complexe werking van het gasdossier, ook een bijdrage wil leveren aan het oplossen van de problemen in Groningen. Dat klinkt sympathiek. Toch zie ik liever dat hij zich richt op waar de enquête voor bedoeld is: het werkelijk willen leren van fouten. Hopelijk ruilen de commissie maar ook de Tweede Kamer en het kabinet dit niet in voor de onder mediadruk veel gebruikte reflex van Barbertje-moet-hangen. Dan kan het gedoodverfde zoenoffer dat Hans Vijlbrief heet voortvarend verder met het oplossen van de Groningencrisis. Op een dag strepen we dan misschien tenminste één crisis van ons lijstje. En kan Groningen weer slapen, niet gestoord door weggestopte nachtmerries.

Bron: De Volkskrant, 9 september 2022.