Column in de Volkskrant van 15 oktober 2021

Assistente Jamilla steekt haar hoofd om het hoekje: ‘De ouders van Danny zijn er.’ Is het al zo laat? Samen met mijn duo-juf Vera haast ik me naar mijn klaslokaal. Op de gang bij de kapstokjes staat het stel al te wachten.

‘Goedemiddag, fijn dat u er bent!’, roep ik opgewekt. Maar mijn enthousiasme vindt geen weerklank. De man kijkt me stuurs aan. ‘Waar is Danny?’ bromt hij.

‘Danny? O, die zit in het klaslokaal te wachten. Toch?’

De man schudt zijn hoofd. ‘En zijn jas en tas zijn ook weg.’

Waar is-ie in vredesnaam? Ik had het jongetje nog zo gevraagd in de klas te blijven. Is hij dan toch met het taxibusje meegegaan?

‘Er is niemand thuis en hij heeft geen sleutel’, zegt de vrouw. Haar stem trilt. ‘Hij is pas 9 en het is een heel onveilige buurt’.

Ik voel een ijskoude rilling langs mijn rug lopen. Waarom heb ik niet beter opgelet?

Maar ik moet op zoveel letten. Duizend-en-een dingen. Zijn de lesmaterialen gereed? Staan de lessen op het digibord klaar, zijn de laptops opgeladen? Hebben de kinderen hun gymtas, broodtrommel en medicijnen bij zich? Wie is ziek, jarig of moet naar logopedie? Daarnaast moet ik steeds nagaan of mijn lessen voldoende duidelijk en aansprekend zijn voor elk kind. Dus ook voor rekenwonder Niek, voor Jurko met dyslexie en Jason die alleen communiceert via gebaren. En natuurlijk het klassenmanagement: regels, rust en regelmaat.

Was ik maar een uil, dan kon ik mijn hoofd 360 graden draaien en in één oogopslag zien wie er zit te ginnegappen of uit het raam staart. Ik kom ogen, oren en tijd te kort. Maar bovenal mis ik de ervaring en kennis van een routinier, waardoor ik vaak het gevoel heb achter mezelf aan te rennen. Veel beginnende leraren hebben er last van. Zeker als ze ook nog eens in hun eentje de verantwoordelijkheid voor een hele kinderklas dragen, zonder onderwijsassistent of begeleiding. Het Remi-gevoel is dan niet ver weg.

Deze professionele eenzaamheid zorgt voor veel stress en spanning. Met als gevolg dat bijna dertig procent van de jonge starters binnen vijf jaar het bijltje erbij neergooit. Je reinste kapitaalvernietiging. Vooral omdat het ook anders kan. Starters goed opvangen en begeleiden maakt een wereld van verschil. Gelukkig zien steeds meer scholen dat in. Ook hier, op mijn gespecialiseerde school, loopt sinds dit jaar een programma om startende leerkrachten te begeleiden. Zodat ik me nooit alleen hoef te voelen als Tom weer eens in een woedebui ontsteekt, omdat faalangst hem overvalt. Of als Jason zich wanhopig terugtrekt in zijn hoodie en niet meer tot leren te bewegen is. Naast lerarenondersteuner Sophie, duo-juf Vera, de interne begeleiders, collega-coach Inge en mijn intervisiegroepje met andere starters kan ik terugvallen op directeur Mirjam, die regelmatig langskomt met tips en wijze raad.

De ouders van Danny zie ik ondertussen wat bedremmeld voor zich uit staren. Tot Vera de moeder bij de arm neemt en zegt: ‘Zullen wij vast beginnen, dan belt Jamilla even met de taxicentrale.’

Niet veel later meldt Jamilla zich: ‘Het is geregeld, hoor. Danny zit veilig in de bus en de taxichauffeur zet hem pas thuis af als jullie er weer zijn.’

Wat fijn toch, zo’n reddingsbrigade, denk ik opgelucht. Niet alleen voor Danny. Elke starter heeft er baat bij.

Bron: de Volkskrant