Column in de Volkskrant van 23 december 2021

Het is half 7 in de ochtend. In mijn badjas slof ik naar de keuken en schenk een kopje thee in. Heerlijk, dat clandestiene ‘alleen-op-de-wereld’-gevoel, als iedereen nog slaapt. Ik geniet er zo van. Zomaar een paar uur voor mezelf, door de corona-schoolsluiting. Straks ga ik wel aan de slag met alles wat nog moet.

Ik open het onlangs verschenen boek Gastvrijheid, van cultuurmaker Chris Keulemans, dat sinds kort op mijn nachtkastje ligt. Terwijl ik me laat meevoeren door de ontroerende, hartverwarmende en soms ook confronterende reisverhalen over mensen in verre oorden, dringt zich een intens gevoel van heimwee op. Een verlangen naar een andere tijd. Een tijd zonder corona. Kerst zonder 2G en met meer dan ‘maximaal vier’ gasten. Oud & Nieuw waarbij we elkaar spontaan omhelsden en een kleverige huid-op-huidkus gaven. De tijd dat ik nog buitenlandse treinreizen maakte met mijn moeder.

Al drie decennia lang reizen mijn inmiddels 80-jarige moeder en ik samen de wereld over. We noemen onszelf de Dames Tinne, naar de Haagse moeder en dochter Tinne, de eerste vrouwelijke ontdekkingsreizigers die halverwege de 19de eeuw met hun hele huisraad – inclusief gietijzeren bed en tientallen bediendes en dragers – de wereld overtrokken. Wij beperken ons tot een rolkoffertje. Zij gingen zuid, wij oost. Vroeger met de fiets in de zomer, tegenwoordig met Kerst per trein.

In 2010, toen ik pas gescheiden was en mijn verdriet nog rauw, stelde mijn moeder voor om de kerstdis en oliebollen thuis te verruilen voor een treincoupé of vervallen hotelkamer in den vreemde. Kerst in een land met een cultuur zo anders dan de onze zou een goede afleiding zijn, was haar idee.

En zo belandden we dat jaar, vlak voor het uitbreken van de oorlog, in Syrië. Vierduizend kilometer van huis in een vervallen tweekamerflatje zonder verwarming en elektriciteit, bij een straatarm gezin, dat ons op een feestmaal met ontelbare gerechten trakteerde. Het jaar daarop vierden we Kerst in Oezbekistan, waar we tot diep in de nacht met onbekende mannen en vrouwen met gouden tanden dansten alsof we elkaar jarenlang kenden. En twee jaar geleden in Albanië, waar we in een voormalig communistisch hotel, omringd door een grote, lokale familie proostten op elkaars gezondheid en het leven.

Ook toen er een nieuwe liefde aan het firmament verscheen, bleef onze ‘Dames Tinne kerstreis’ een jaarlijks ritueel. Een ritueel dat me steeds weer doet realiseren hoe bijzonder de band met mijn moeder is, maar ook wat de waarde is van gastvrijheid. Helaas zijn wij in onze welvarende westerse wereld – waar het ons aan niets ontbreekt – de kunst van gastvrijheid bijna verleerd. In onze bubbels met gelijkgestemden, is onze houding jegens andersdenkenden en vreemden verhard, zoals ook dit jaar weer bleek uit het pijnlijke Afghanistan-drama, maar ook uit de polarisatie rondom de coronamaatregelen en vaccinaties. Uit angst voor wat? Om onze welvaart te verliezen of zelfs te moeten delen? Betekent gastvrijheid verliezen?

Als twee jaar coronakerst iets duidelijk maakt, is het dat gastvrijheid – zoals Keulemans het in zijn boek treffend zegt – ‘net zo belangrijk is voor ons bestaan als lucht en water. Op reis komen we om als er geen deur voor ons opengaat. Zonder bezoek te ontvangen drogen we uit’.

Ik wens u gastvrije feestdagen en bovenal een 2022 vol onverwacht bezoek.

Bron: De Volkskrant