Column in de Volkskrant van 5 maart 2022

Maandagochtend na de voorjaarsvakantie. Normaal een tijd voor kinderverhalen over lange luierdagen, familiebezoeken, een uitje naar Landal of de dierentuin. Maar het is geen normale tijd, nu de oorlog in Oekraïne via het NOS Jeugdjournaal en TikTok ook de kinderogen in mijn klas bereikt. Hoe praat je met 10-jarigen, van wie het overgrote deel oorlog beschouwt als een game met vele virtuele levens, over de impact van oorlog op het echte leven?

Komende maand staat het onderwijs op onze buitenschool in het teken van ‘landen van de wereld’. Voor mijn klas koos ik Oekraïne uit als ‘ons land’. Als steunbetuiging, maar ook omdat het een na grootste land van Europa voor de meeste kinderen onbekend en ver weg is. Tot voor kort voor mijzelf trouwens ook. Pas toen ik daar eind 2018 – vlak na de Russische entering van drie Oekraïense marineschepen in de Zwarte Zee – op reis was, besefte ik hoe weinig ik eigenlijk wist over het grensland met zijn 44 miljoen inwoners. Over steden als Odessa, Charkiv en Kyiv, en over Oekraïens lange, complexe relatie en pijnlijke geschiedenis met Rusland.

Oekraïne dus. Toch twijfel ik. In mijn klas zit ook Sacha, het enige Russische jongetje op school. Is het voor hem niet ontzettend moeilijk als we in de klas zo veel aandacht besteden aan het land waar de brute leider van zijn vaderland schaamteloos binnenviel? Hoe voelt het überhaupt als je geboren bent in een land waarover de hele wereld op dit moment met afschuw spreekt?

Afgelopen week was ik in de Letse hoofdstad Riga, waar ik lerares Jana sprak. We keken naar het Vrijheidsmonument, dat de onafhankelijkheid van Letland symboliseert. Geel-blauw verlicht, natuurlijk. Mijn oog viel op een bord tussen de vele kaarsen en bloemen. Met stift stond geschreven: “TODAY UKRAINE, WE NEXT!!”

Jana zag het ook. ‘Vijftig jaar hebben de Russen hier huisgehouden’, zei ze met een trilling in haar stem. ‘Wij weten waartoe ze in staat zijn.’ Ze vertelde over hoe ze zich de repressieve maanden van 1990, voorafgaand aan de val van de Sovjet-Unie, nog haarscherp herinnert. De beelden, de geuren en bovenal het geluid van de tanks door de straten. ‘Ik was een kind, maar voel de angst weer net als toen ’, zei ze. ‘Ik voel hem overal in Riga. Poetins gruweldaad raakt iedereen.’

Jana vertelde ook over haar Russische vriendin die nauwelijks meer de straat op durft, uit angst uitgescholden te worden. ‘Ik begrijp haar wel’, zei ze. ‘Net als de boosheid op Russen. Maar als we daaraan toegeven krijgt Poetin zijn zin: verdeeldheid. De meeste van de 25 procent Russen in Letland zijn hier geboren, ook zij willen deze oorlog helemaal niet. Het grootste deel van de bevolking in Rusland ook niet. De enige manier is naar elkaar luisteren en erover praten. In het parlement, op straat en in de klas.’

Jana heeft gelijk. We moeten praten, niets wegstoppen. Ook in mijn klas, besluit ik. Net op dat moment krijg ik een appje van de moeder van Sacha. ‘Hi, Merel. Sacha wants to perform a speech on Monday morning to state that our Russian family is against the war in Ukraine. Can you help me to translate?’

Ik zie dat haar profielfoto is vervangen. нет войны, staat er. Geen oorlog.

Bron: de Volkskrant