Column in de Volkskrant van 7 januari 2021

De scholen gaan weer open. Nederland slaakte een zucht van verlichting begin deze week. Na alle noodklokken, die overal in het land oorverdovend klonken, kon zelfs de Haagse Binnenhofbubbel onmogelijk oren en ogen blijven sluiten. Dus staan maandag 200 duizend leraren weer bruisend van de energie voor de klas om hun leerlingen een veilige en plezierige leeromgeving te bieden. Vol goede moed om weggevloeid zelfvertrouwen, huizenhoge leerachterstanden en eenzaamheid door het gemis van klasgenoten, zo snel mogelijk tot het verleden te laten behoren.

Ik denk terug aan de laatste dag voor de lockdown. Het was kwart over 8 in de ochtend. Joshua hing zijn jas op. ‘Wat fijn dat je er weer bent’, zei ik terwijl ik in een kloddertje ontsmettingsgel in zijn hand sprietste. Ook de andere kinderen druppelden binnen. Net toen ik de deur wilde sluiten, zag ik dat aan de kinderkapstokjes een jas ontbrak. ‘Zat Aram niet bij jou in de bus?’, vroeg ik aan Finn. Het jongetje schudde zijn hoofd. Aram was er weer niet. Hij heeft dit schooljaar al 35 dagen gemist. Bijna de helft van alle lessen.

Door het wegvallen van de broodnodige dagelijkse structuur dreigen sinds de eerste lockdown steeds meer kinderen in Nederland thuis te komen zitten. En het waren er al meer dan 15 duizend. Zeker voor kinderen die structuur zo hard nodig hebben hakte de afgelopen coronajaren erin.

Zoals bij Aram, die opgroeit in armoede. Sinds zijn vader de benen nam, voedt moeder haar zes kinderen in haar eentje op. Zo goed en kwaad als het kan, probeert ze haar hoofd boven water te houden. Maar de stabiele begrenzing die Aram nodig heeft ontbreekt. Hij wil niet meer naar school. Hoofdpijn, verkoudheid, keelontsteking – er is altijd weer een reden. Moeder gaat het gevecht niet aan. Corona verschaft het schoolverzuim van haar zoon een alibi.

Wat ik ook doe, niets lijkt te helpen. Dagelijkse telefoontjes naar moeder, werkpakketjes langsbrengen, online huiswerk, mailtjes van de intern begeleider, oproepen van de schoolarts. Aram mist les na les en raakt steeds verder achterop. Ook de gezinscoach komt niet veel verder. Op de schaarse momenten dat Aram wel op school is, is hij vaak zo moe dat hij maar weinig aan leren toekomt. Soms helpt een uurtje slapen op de zachte kussens in het hoekje van de klas. Maar veel van de opgedane lesstof beklijft gewoonweg niet door zijn onregelmatige aanwezigheid. De laatste keer dat hij op school was, riep hij wanhopig: ‘Juf, ik ben weer alles vergeten.’

Ik word er verdrietig van. Zo’n jongetje, 9 jaar pas. Nog een hele toekomst voor zich. Wat kan ik nog doen om hem te helpen, vraag ik mezelf vertwijfeld af. Na school bijles geven? Hem zelf voor dag en dauw uit zijn bed komen vissen? In het weekend met hem op pad? Ik zou het allemaal voor hem over hebben. Maar of het ook verstandig is? Want wat dan met Jarek en Milan, die ook regelmatig ziek zijn? Of Finn, met problemen thuis?

Op dit soort momenten bekruipt me het beklemmende gevoel van machteloosheid. Loop ik tegen de grenzen aan van wat een leraar voor een kind kan betekenen?

Maandag gaan de scholen weer open. Nu maar hopen dat Arams jas aan de kapstok hangt. Pas dan zal ook ik een zucht van verlichting slaken.

Bron: De Volkskrant